Objectief definiëren en het evalueren van kwaliteitscriteria in het kader van diversiteit en inclusie zorgt juist voor échte kwaliteit!
'Het klinkt natuurlijk heel logisch, wie wil nu geen kwaliteit?’
Praktijk: Je bent net begonnen om met de selectiecommissie de lijst van kandidaten door te nemen als een hand omhoog schiet: ‘Ja, maar… het gaat om kwaliteit. We willen toch de beste kandidaat?’
Ikram: ‘Dit horen we inderdaad vaak, dat het wel over de kwaliteit moet gaan. Het
klinkt natuurlijk heel logisch, want wie wil nu geen kwaliteit?’
Roeli: ‘Precies, ik vind het dus ook een hele veilige uitspraak, want als je zegt dat je
kwaliteit wilt, dan is iedereen het met je eens. Mijn wedervraag is meestal: “Wat
versta je dan onder kwaliteit? En is jouw kwaliteit ook mijn kwaliteit of de
kwaliteit van je collega’s?” Kwaliteit is namelijk geen objectief begrip.’
Ikram: ‘Maar als ik dan toch even de knuppel in het hoenderhok mag gooien, ik kan als
leidinggevende wel objectieve normen stellen op kwaliteit. Ik kan bijvoorbeeld vragen
dat iemand een bepaalde opleiding afgerond moet hebben of een bepaald aantal
ervaringsjaren moet hebben.’
Roeli: ‘Zeker, maar wij selecteren al enkel kandidaten die aan deze vooraf gestelde
basiseisen zoals opleiding en ervaringsjaren voldoen. Als ze dan alsnog worden
afgewezen op “kwaliteit” dan is er waarschijnlijk iets anders aan de hand.’
Ikram: ‘Je moet dus eigenlijk onderscheid maken tussen de criteria die je vaststelt met elkaar en alles daarbuiten waar we ook op selecteren. Ik denk dat de mensen die zeggen: “We willen wel kwaliteit,’ die twee met elkaar verwarren. Dus zo’n containerbegrip als kwaliteit gaat niet alleen over de criteria, maar ook over aspecten als “bij wie voel ik mij prettig” en “zie ik jou als iemand waarin ik mij herken,” de like-me-bias.’
'Ik denk dat we ongemakkelijke discussies vermijden door onderbuikgevoel te maskeren als kwaliteit.’
Roeli: ‘De wedervraag zou dus moeten zijn: “Objectiveer eens wat voor jou kwaliteit is, geef daar te meten termen aan.” Ik denk dat we de pijnlijke of ongemakkelijke discussie vermijden door een subjectief onderbuikgevoel te maskeren met een term als kwaliteit.’
Ikram: ‘Is dat misschien ook waarom deze mythe van kwaliteit zo levend blijft? Omdat het inderdaad de makkelijkste manier is om gewoon maar door te gaan met wat we deden?’
Roeli: ‘Dat denk ik wel. Ik moet denken aan een voorbeeld uit de praktijk van een bedrijf
waar jarenlang uitsluitend trainees geselecteerd werden die na hun vwo of gymnasium
in vier jaar hun universitaire opleiding afgerond hadden en bij voorkeur
daarnaast ook nog bestuursfuncties vervuld hadden. Enkel deze specifieke
kandidaten voldeden volgens de recruiters en managers aan de vereiste “kwaliteit.”
Totdat de directeur van het bedrijf opmerkte: “We moeten eens ophouden te
denken dat de mensen die snel en slim hun opleiding doorlopen de beste mensen
zijn voor ons bedrijf. We hebben mensen nodig die aangetoond hebben dat ze
bereid zijn om te knokken tegen de verwachtingen in. Vinden we die niet juist
bij de stapelaars? Degenen die van vmbo naar mbo zijn gegaan om vervolgens via
het hbo op de universiteit terecht te komen?” Zo kun je dus ook nog stilstaan
bij of je de juiste criteria stelt en hoe objectief deze daadwerkelijk zijn.’
Ikram: ‘Dus concluderend, zelfs de criteria moeten we bevragen en we moeten juist met
elkaar het gesprek aan blijven gaan over wat we verstaan onder een rekbaar
begrip als kwaliteit in plaats van deze term te gebruiken om een dergelijk,
misschien wel moeilijk, gesprek uit de weg te gaan.’